Het voorjaar dringt.
De tuinbonen hadden er al in gemoeten.
In de zaaikalender zien we dat ook de bietjes graag geplant willen worden. Maar het is niet alleen het voorjaar dat dringt.
Het is zaterdagochtend. Ik loop alleen het volkstuinterrein op. Links van het pad liggen de bedden keurig in het gelid. De zon schijnt en het is heerlijk rustig. Het voelt onwerkelijk. Ik ben extra vroeg opgestaan om niemand tegen te komen. Het corona-virus-tijd.
In Heeg gaan we onze eigen groente verbouwen. Dat deden we al jaren op kleine schaal in de dorpstuin met verhoogde groentebakken achter het verzorgingscentrum, maar nu gaan we serieus opschalen. Ons doel is een tuin te starten waarmee we iedereen die Heeg lokale groente wil eten, kunnen gaan bedienen. Dit voorjaar maken we alvast een start met een permacultuur Tussentuin op het terrein van de volkstuinvereniging.
Daar kunnen we dit jaar 700m2 huren.
Zeven enorme rechte stroken grond liggen voor ons klaar. Lees: zevenhonderd vierkante meter verse groente. Maar voor het zover is moet er nog wel iets gebeuren. De groentebedden moeten worden genummerd, zodat alle tussentuin-vrijwilligers straks weten wat waar staat.
En ik wil klaar zijn voor het te druk wordt op de tuin.
Mensen moeten op afstand blijven. Corona heeft alles op scherp gezet. Ons kwetsbare economische systeem loopt vast. Het gesleep met mensen, spullen en voedsel blijkt inderdaad onhoudbaar. Met ieder nieuwsbulletin ziet iedereen het neoliberale kaartenhuis steeds verder onderuit schuiven. En ook al zag je het aankomen, dat is bepaald niet fijn om te zien.
Het is vreemd dystopisch. De wereld stort in en ik loop in de ochtendzon met een doos genummerde wilgentakjes naar onze zeven stroken grond in de volkstuin.
Wie denkt dat wij in ons dorp alleen voor de leuk wat hipsterig groente gaan kweken heeft het mis. Wij gaan groente verbouwen omdat we gezonde groente willen kunnen eten en omdat we zien wat gesleep met eten met de wereld doet. Hoe verstandig is het om voor je avondmaaltijd nog te rekenen op broccoli uit Spanje en sperziebonen uit Marokko?
Via Netwerk Duurzame Dorpen deden wij als dorp een paar jaar geleden de cursus ‘Moestuinieren op grote schaal’, bedoeld voor dorpen en wijken die met een gezamenlijke tuin hun eigen groentevoorziening willen gaan regelen. We leerden er veel en zetten onze tuin op volgens de principes van de permacultuur: profiteren van de systemen die aanwezig zijn in de natuur en zorgen voor een gezonde bodem. Dit jaar gaan we daadwerkelijk aan de slag en we moeten opschieten.
Want niet alleen de lente dringt, het corona-virus ook.
Dat wat we willen kan, bewezen Bregje Hamelynck en Michel Pauluis de afgelopen jaren. Zij wisten niet alleen dat ons voedselsysteem kwetsbaar was, maar handelden er ook naar. Op Us Hôf, hun permacultuurtuin van tweehectare in Sibrandabuorren verbouwen zij al een aantal jaar bijna het hele jaar rond verse groente voor tweehonderd mensen.
Mooi stuk grond
Onze buurmannen links en rechts hebben jaloersmakend mooie boerenkool staan. ‘Jullie krijgen een mooi stukgrond,’ zegt onze buurman terwijl hij, om de grond niet te veel te bedrukken, met zijn knieën op een plank de spinazie inzaait. ‘Daar is altijd veel compost opgebracht.’
Hij heeft gelijk. Het is prachtige grond en we zijn er heel blij mee.
Gek genoeg is het deze kleine opmerking over de jarenlange goede zorg van onze volkstuinvoorganger voor zijn stuk grond die mij veel troost geeft.
Vaststaat dat de toekomst de komende tijd moeilijk en onzeker zal zijn. Maar telkens wanneer ik even overvallen word door angst, bedenk ik me dat er op dit ogenblik geen betere plek is om te zijn dan in een Fries dorp, waar we samen weer nieuwe, stevige korte ketens kunnen maken.
Ik ga verder met het nummeren van de rijen met grote blokken wilgenhout. De letter D leg ik in de rij waar nu nog de oude fuikstokken liggen die we van dorpsvisser Freerk kregen voor het bouwen van de composthoop. De B leg ik in de rij waar alle overgeërfde aardbeien- en rabarberplanten verzameld zijn.
Als laatste is rij A aan de beurt. Daar zijn de bedden al met touwtjes uitgezet en ieder bed krijgt zijn eigen nummer. Een voor één steek ik de genummerde wilgenstokjes in de prachtige compostgrond van meneer Terpstra.
We gaan moestuinieren op grote schaal. En snel een beetje.
(Deze column van Dorine van den Beukel verscheen eerder als Klimaatcolumn in het Friesch Dagblad, april 2020)